Ondertekening jaarrekening
Inhoud
A Jaarrekening 2023 |
Balans per 31-12-2023 (na resultaatbestemming) |
Staat van baten en lasten jaar 2023 |
Kasstroomoverzicht jaar 2023 |
Toelichting bij de jaarrekening 2023 |
Toelichting op de balans per 31 december 2023 |
Niet in de balans opgenomen activa, verplichtingen en rechten |
Toelichting op de staat van baten en lasten 2023 |
Gebeurtenissen na balansdatum |
Model E: Verbonden partijen |
Model G: Verantwoording subsidies 2023 |
WNT-verantwoording 2023 |
B Overige gegevens |
B.1 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant |
Balans per 31-12-2023 (na resultaatbestemming)
31 december 2023 | 31 december 2022 | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | ||||||
Activa | |||||||||
Vaste activa | |||||||||
1.1 Immateriële vaste activa | 1.265.888 | 2.068.830 | |||||||
1.2 Materiële vaste activa | 83.830.758 | 81.898.683 | |||||||
Totaal vaste activa | 85.096.646 | 83.967.513 | |||||||
Vlottende activa | |||||||||
1.4 Voorraden | 178.619 | 87.460 | |||||||
1.5 Vorderingen | 10.979.579 | 5.065.489 | |||||||
1.7 Liquide middelen | 45.846.220 | 33.828.059 | |||||||
Totaal vlottende activa | 57.004.418 | 38.981.008 | |||||||
Totaal activa | 142.101.064 | 122.948.521 | |||||||
Passiva | |||||||||
Eigen vermogen | |||||||||
2.1 Eigen vermogen | 97.715.711 | 87.496.827 | |||||||
2.2 Voorzieningen | 9.336.886 | 6.742.286 | |||||||
2.3 Langlopende schulden | 5.408.000 | 5.616.000 | |||||||
2.4 Kortlopende schulden | 29.640.467 | 23.093.408 | |||||||
Totaal passiva | 142.101.064 | 122.948.521 | |||||||
Staat van baten en lasten jaar 2023
31 december 2023 | Begroting 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | € | € | ||||||
Baten | |||||||||||
3.1 Rijksbijdragen | 178.140.308 | 168.851.344 | 161.031.510 | ||||||||
3.2 Overige overheidsbijdragen en -subsidies | 2.151.389 | 3.240.303 | 2.338.723 | ||||||||
3.3 College-, cursus-, les- en examengelden | 3.786.685 | 3.251.379 | 2.235.541 | ||||||||
3.4 Baten werk in opdracht van derden | 9.520.868 | 5.084.136 | 6.152.084 | ||||||||
3.5 Overige baten | 3.463.636 | 2.878.467 | 3.044.646 | ||||||||
Totaal baten | 197.062.886 | 183.305.629 | 174.802.504 | ||||||||
Lasten | |||||||||||
4.1 Personeelslasten | 141.905.145 | 134.450.103 | 136.790.209 | ||||||||
4.2 Afschrijvingen | 8.920.574 | 9.801.227 | 9.169.704 | ||||||||
4.3 Huisvestingslasten | 13.280.289 | 17.813.977 | 9.015.774 | ||||||||
4.4 Overige lasten | 23.956.146 | 22.387.268 | 17.548.806 | ||||||||
Totaal lasten | 188.062.154 | 184.452.575 | 172.524.493 | ||||||||
Saldo baten en lasten | 9.000.732 | -1.146.946 | 2.278.011 | ||||||||
5 Financiële baten en lasten | -1.218.153 | 104.984 | 56.305 | ||||||||
Resultaat | 10.218.885 | -1.251.930 | 2.221.706 | ||||||||
6 Belastingen | 0 | 0 | 0 | ||||||||
7 Resultaat deelnemingen | 0 | 0 | 0 | ||||||||
Netto resultaat | 10.218.885 | -1.251.930 | 2.221.706 |
Kasstroomoverzicht jaar 2023
31 december 2023 | 31 december 2022 | ||||
---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | ||
Kasstroom uit operationele activiteiten | |||||
Saldo baten en lasten | 9.000.732 | 2.278.011 | |||
Aanpassingen voor: | |||||
-Afschrijvingen | 8.920.574 | 9.169.704 | |||
-Mutaties voorzieningen | 2.594.600 | 3.027.725 | |||
20.515.906 | 14.475.440 | ||||
Veranderingen in werkkapitaal: | |||||
-voorraden | -91.159 | -33.639 | |||
-vorderingen | -5.963.290 | -321.265 | |||
-kortlopende schulden | 6.547.059 | -531.560 | |||
492.610 | -886.464 | ||||
Kasstroom uit bedrijfsoperaties | 21.008.516 | 13.588.976 | |||
Ontvangen interest | 1.257.442 | 85.900 | |||
Betaalde interest | -39.289 | -142.205 | |||
1.218.153 | -56.305 | ||||
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten | 22.226.669 | 13.532.671 | |||
Kasstroom uit investeringsactiviteiten | |||||
Investeringen in materiële vaste activa (-) | -10.000.508 | -6.769.835 | |||
Desinvesteringen in materiële vaste activa | 28.109 | 133.350 | |||
Afschrijving desinvesteringen materiële vast activa | -28.109 | -84.455 | |||
Investeringen in immateriële vaste activa (-) | 0 | -1.054.916 | |||
Desinvesteringen in immateriële vaste activa | 0 | 0 | |||
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten | -10.000.508 | -7.775.856 | |||
Kasstroom uit financieringsactiviteiten | |||||
Nieuw opgenomen leningen | 0 | 0 | |||
Aflossing langlopende schulden | -208.000 | -208.000 | |||
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten | -208.000 | -208.000 | |||
Mutatie liquide middelen | 12.018.161 | 5.548.815 |
Toelichting bij de jaarrekening 2023
Algemene grondslagen |
Algemeen |
Juridische vorm en voornaamste activiteiten |
Stichting Regionaal Onderwijs Centrum Noordoost-Brabant, (de Stichting/KW1C) is gevestigd op de Vlijmenseweg 2, Postbus 122, 5223 GW te 's-Hertogenbosch en is ingeschreven bij het handelsregister onder nummer 41084084. De activiteiten van de instelling bestaan uit: dienstverlening op het gebied van onderwijs, sector middelbaar beroepsonderwijs in de regio Noordoost-Brabant. De onderwijsinstelling heeft een deelneming in de Stichting Steunfonds Mathias Wolff, welke is opgericht om hulp te bieden aan studenten die in het belang zijn van het onderwijs en welke niet door andere middelen kunnen worden gedekt. De stichting wordt aangemerkt als een deelneming aangezien de onderwijsinstelling een significante invloed uitoefent op het beleid van de stichting door middel van haar vertegenwoordiging in het bestuur. |
Verslaggevingsperiode |
Deze jaarrekening heeft betrekking op het boekjaar 2023, dat is geëindigd op balansdatum 31 december 2023. |
Toegepaste standaarden |
De jaarrekening is opgesteld volgens de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. In deze regeling is bepaald dat de bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder RJ 660 onderwijsinstellingen) van toepassing zijn en met inachtneming van de daarin aangeduide uitzonderingen. |
Continuïteit |
Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. De analyse hiervan is opgenomen in het bestuursverslag. |
Grondslagen voor waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling |
Algemeen |
Voor zover niet anders vermeld, zijn de activa en passiva gewaardeerd tegen historische kosten. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de stichting zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Activa die hier niet aan voldoen worden niet in de balans verwerkt, maar worden aangemerkt als niet in de balans opgenomen activa. Een verplichting wordt in de balans verwerkt wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag waartegen de afwikkeling zal plaatsvinden op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Onder verplichtingen worden mede voorzieningen begrepen. Verplichtingen die hier niet aan voldoen worden niet in de balans opgenomen, maar worden verantwoord als niet in de balans opgenomen verplichtingen. Een in de balans opgenomen actief of verplichting blijft op de balans als een transactie (met betrekking tot het actief of de verplichting) niet leidt tot een belangrijke verandering in de economische realiteit met betrekking tot het actief of de verplichting. Dergelijke transacties geven evenmin aanleiding tot het verantwoorden van resultaten. Bij de beoordeling of er sprake is van een belangrijke verandering in de economische realiteit wordt uitgegaan van de economische voordelen en risico’s die zich naar waarschijnlijk in de praktijk zullen voordoen, en niet van voordelen en risico’s waarvan redelijkerwijze niet te verwachten is dat zij zich zullen voordoen. |
Een actief of verplichting wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot het actief of de verplichting aan een derde zijn overgedragen. Verder wordt een actief of een verplichting niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en/of betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. De resultaten van de transactie worden in dat geval direct in de staat van baten en lasten opgenomen, rekening houdend met eventuele voorzieningen die dienen te worden getroffen in samenhang met de transactie. Indien de weergave van de economische realiteit ertoe leidt dat het opnemen van activa waarvan de rechtspersoon niet het juridisch eigendom bezit, wordt dit feit vermeld. |
Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. |
Presentatie- en functionele valuta |
De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, wat tevens de functionele valuta is van de stichting. Alle transacties vinden plaats in euro’s. Alle financiële informatie in euro’s is afgerond op de dichtstbijzijnde euro. |
Gebruik van schattingen |
De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Naar de mening van het management zijn de volgende posten, de meest essentiële posten, waarbij sprake is van schattingen: - Dubieuze debiteuren - Voorziening jubilea - Voorziening wachtgelden - Voorziening langdurig zieken - Voorziening duurzame inzetbaarheid |
Grondslagen voor consolidatie |
In de jaarrekening worden de financiële gegevens opgenomen van het KW1C samen haar groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop zij overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij de centrale leiding heeft. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen waarin KW1C direct of indirect overheersende zeggenschap kan uitoefenen doordat zij beschikt over de meerderheid van de stemrechten of op enige andere wijze de financiële en operationele activiteiten kan beheersen. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met potentiële stemrechten die direct kunnen worden uitgeoefend op balansdatum. |
De groepsmaatschappijen en andere rechtspersonen waarop zij een overheersende zeggenschap kan uitoefenen of waarover zij de centrale leiding heeft, worden voor 100% in de consolidatie betrokken, tenzij deze vallen onder de vrijstelling van de consolidatieplicht op basis van geringe omvang ten opzichte van het totaal. Deelnemingen waarop geen overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend (geassocieerde deelnemingen) worden niet betrokken in de consolidatie. |
Koning Willem I College heeft volledige zeggenschap over Stichting Steunfonds Mathias Wolff. Het balanstotaal van Stichting Steunfonds Mathias Wolff per 31 december 2023 bedroeg minder dan 5% van het balanstotaal van Koning Willem I College. Verwijzend naar RJ 217.304 maakt het Koning Willem I College gebruik van de consolidatievrijstelling voor Stichting Steunfonds Mathias Wolff. Wij verwijzen naar model E - overzicht verbonden partijen. |
Stelselwijzigingen |
In 2023 hebben zich geen stelselwijzigingen voorgedaan. |
Schattingswijzigingen |
Conform RJ 140.121 moeten schattingswijzigingen op prospectieve wijze verwerkt worden, waardoor de beginbalans niet aangepast hoeft te worden. De schattingswijziging heeft betrekking op de voorziening voor langdurig zieken. Het effect met betrekking tot de huidige periode is verwerkt in de staat van baten en lasten; het effect op toekomstige perioden wordt verwerkt in de staat van baten en lasten van die toekomstige perioden. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat na belastingen over het boekjaar 2023 bedraagt circa € 2,0 mln. |
Financiële instrumenten |
Financiële instrumenten omvatten debiteuren- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, crediteurenschulden en overige te betalen posten. In de jaarrekening zijn de volgende categorieën financiële instrumenten opgenomen: liquide middelen, lange termijn leningen, overige vorderingen en overige financiële verplichtingen. Financiële activa en financiële verplichtingen worden in de balans opgenomen op het moment dat contractuele rechten of verplichtingen ten aanzien van dat instrument ontstaan. Een financieel instrument wordt niet langer in de balans opgenomen indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle rechten op economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot de positie aan een derde zijn overgedragen. Financiële instrumenten (en afzonderlijke componenten van financiële instrumenten) worden in de jaarrekening gepresenteerd in overeenstemming met de economische realiteit van de contractuele bepalingen. Presentatie vindt plaats op basis van afzonderlijke componenten van financiële instrumenten als financieel actief, financiële verplichting of als eigen vermogen. Financiële instrumenten worden bij de eerste waardering verwerkt tegen reële waarde, waarbij (dis)agio en de direct toerekenbare transactiekosten in de eerste opname worden meegenomen. Indien echter financiële instrumenten bij de vervolgwaardering worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de staat van baten en lasten, worden direct toerekenbare transactiekosten bij de eerste waardering direct verwerkt in de staat van baten en lasten. De reële waarde van een financieel instrument is het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en van elkaar onafhankelijk zijn. |
Debiteuren en overige vorderingen |
Overige vorderingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode, verminderd met bijzondere waardeverminderingsverliezen. De effectieve rente en eventuele bijzondere waardeverminderingsverliezen worden direct in de staat van baten en lasten verwerkt. Aan- en verkopen van financiële activa die tot de categorie verstrekte leningen en overige vorderingen behoren, worden verantwoord op de transactiedatum. |
Langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen |
Langlopende en kortlopende schulden en overige financiële verplichtingen worden na eerste opname gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieve-rentemethode. De effectieve rente wordt direct in de staat van baten en lasten verwerkt. De aflossingsverplichtingen voor het komend jaar van de langlopende schulden worden opgenomen onder kortlopende schulden. |
Saldering van financiële instrumenten |
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als de organisatie beschikt over een deugdelijk juridisch instrument om het financiële actief en de financiële verplichting gesaldeerd af te wikkelen en de organisatie het stellige voornemen heeft om het saldo als zodanig netto of simultaan af te wikkelen. Als sprake is van een overdracht van een financieel actief dat niet voor verwijdering uit de balans in aanmerking komt, wordt het overgedragen actief en de daarmee samenhangende verplichting niet gesaldeerd. |
Toelichting bij de balans |
Immateriële vaste activa |
Immateriële vaste activa worden in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige voordelen die dat actief in zich bergt, zullen toekomen aan de organisatie en de kosten van dat actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. |
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs, verminderd met cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. Afschrijving hiervan vindt lineair in 4 jaar plaats. De lasten na eerste verwerking van een gekocht of zelf vervaardigd immaterieel vast actief worden toegevoegd aan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs als het waarschijnlijk is dat de lasten zullen leiden tot een toename van de verwachte toekomstige economische voordelen en de lasten en de toerekening aan het actief op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld. Als niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor activering worden de lasten verantwoord als kosten in de staat van baten en lasten. De grondslagen voor de vaststelling en verwerking van bijzondere waardeverminderingen zijn opgenomen onder de paragraaf Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. |
Materiële vaste activa |
Materiële vaste activa worden in de balans verwerkt indien het waarschijnlijk is dat de toekomstige prestatie-eenheden met betrekking tot dat actief zullen toekomen aan de organisatie en de kosten van het actief betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. De gebouwen en terreinen, inventaris en apparatuur, overige materiële vaste activa en investeringssubsidies, worden gewaardeerd tegen hun kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en bijzondere waardeverminderingen. De kostprijs van de genoemde activa bestaat uit de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en overige kosten om de activa op hun plaats en in de staat te krijgen noodzakelijk voor het beoogde gebruik. Buiten gebruik gestelde activa zijn niet meer dienstbaar aan het proces en worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere opbrengstwaarde. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur, rekening houdend met de eventuele restwaarde van de individuele activa. Op terreinen en overige materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. Afschrijving start op het moment dat een actief beschikbaar is voor het beoogde gebruik en wordt beëindigd bij buitengebruikstelling of bij afstoting. De organisatie past voor groot onderhoud de componentenmethode toe voor materiële vaste activa indien belangrijke afzonderlijke bestanddelen van een materieel vast actief van elkaar te onderscheiden zijn. Rekening houdend met verschillen in gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon, worden deze bestanddelen afzonderlijk afgeschreven over de resterende levensduur. |
De afschrijvingstermijnen bedragen voor: Gebouwen - Gebouwen: 40 jaar - Verbouwingen: 15 jaar - Dakbedekking & W-en E-installaties: 15 jaar - Schilderwerk: 10 jaar Terreinen - Terreinen: geen - Terreinaanpassingen: 15 jaar Inventaris en apparatuur - Inventaris en apparatuur: (transportmiddelen 5 jaar) - (overig 10 jaar) - Hardware ICT: 4 jaar Overige materiële vast activa - Andere vaste bedrijfsmiddelen: geen |
Subsidies op investeringen worden in mindering gebracht op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van de activa waarop de subsidies betrekking hebben. |
Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa |
Voor immateriële, materiële en financiële vaste activa wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er aanwijzingen zijn dat een vast actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Indien dergelijke indicaties aanwezig zijn, wordt de realiseerbare waarde van het actief geschat. De realiseerbare waarde is de hoogste van de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde. Indien het niet mogelijk is de realiseerbare waarde voor het individuele actief te bepalen, wordt de realiseerbare waarde bepaald van de kasstroom genererende eenheid waartoe het actief behoort. Wanneer de boekwaarde van een actief (of een kasstroom genererende eenheid) hoger is dan de realiseerbare waarde, wordt een bijzonder waardeverminderingsverlies verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Indien sprake is van een bijzonder waardeverminderingsverlies van een kasstroom genererende eenheid, wordt het verlies allereerst toegerekend aan goodwill die is toegerekend aan de kasstroom genererende eenheid. Een eventueel restant verlies wordt toegerekend aan de andere activa van de eenheid naar rato van hun boekwaarden. Verder wordt op iedere balansdatum beoordeeld of er enige indicatie is dat een in eerdere jaren verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies is verminderd. Als een dergelijke indicatie aanwezig is, wordt de realiseerbare waarde van het betreffende actief (of kasstroom genererende eenheid) geschat. Terugneming van een eerder verantwoord bijzonder waardeverminderingsverlies vindt alleen plaats als sprake is van een wijziging van de gehanteerde schattingen bij het bepalen van de realiseerbare waarde sinds de verantwoording van het laatste bijzonder waardeverminderingsverlies. In dat geval wordt de boekwaarde van het actief (of kasstroom genererende eenheid) opgehoogd tot de geschatte realiseerbare waarde, maar niet hoger dan de boekwaarde die bepaald zou zijn (na afschrijvingen) als in voorgaande jaren geen bijzonder waardeverminderingsverlies voor het actief (of kasstroom genererende eenheid) zou zijn verantwoord. |
Vervreemding van vaste activa |
Voor verkoop aangehouden vaste activa worden gewaardeerd tegen boekwaarde of lagere opbrengstwaarde. |
Voorraden |
De voorraden worden gewaardeerd op verkrijgingsprijzen onder toepassing van de FIFO-methode ('first in, first out') of lagere opbrengstwaarde. De kostprijs bestaat uit de verkrijgingsprijs. De opbrengstwaarde is de geschatte verkoopprijs onder aftrek van direct toerekenbare verkoopkosten. Bij de bepaling van de opbrengstwaarde wordt rekening gehouden met de incourantheid van de voorraden. |
Onderhanden subsidieprojecten |
De onderhanden vooruit ontvangen projectsubsidies / nog te ontvangen projectsubsidies in opdracht van derden worden gewaardeerd tegen de gerealiseerde projectkosten vermeerderd c.q. verminderd met het toegerekende resultaat. Echter Indien het resultaat op een onderhanden project niet op betrouwbare wijze kan worden ingeschat, wordt geen resultaat toegerekend. De projectkosten omvatten de direct op het project betrekking hebbende kosten, de kosten die toerekenbaar zijn aan projectactiviteiten in het algemeen en toewijsbaar zijn aan het project en andere kosten die contractueel aan de opdrachtgever kunnen worden toegerekend. In specifieke gevallen is de uitnutting gelijk aan de kosten. |
Vorderingen |
De grondslagen voor de waardering van vorderingen zijn beschreven onder het hoofd Financiële instrumenten eerder in deze paragraaf. |
Liquide middelen |
Liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Indien liquide middelen niet ter vrije beschikking staan, wordt hiermee rekening gehouden bij de waardering. Liquide middelen bestaan uit kas en banktegoeden met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen die naar verwachting langer dan 12 maanden niet ter beschikking staan van de organisatie, worden gerubriceerd als financiële vaste activa. KW1C maakt gebruik van Schatkistbankieren. Deze middelen zijn direct opeisbaar. |
Eigen vermogen/ scheiding publiek - privaat |
Het eigen vermogen bestaat uit algemene reserves en bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, die door het bestuur zijn bepaald. KW1C heeft haar eigen vermogen gesegmenteerd op basis van de guidelines MBO Publiek/ Privaat zoals die door de MBO-Raad zijn ontwikkeld. Hierin zijn drie categorieën activiteiten onderscheiden: a. Publieke activiteiten (publieke taak, gericht op publieke doelen zoals in de WEB omschreven); b. Private activiteiten in het verlengde van de publieke taak (bijvoorbeeld inburgering, re-integratie en contract activiteiten in het verlengde van de publieke taak); c. Overige private activiteiten (bijvoorbeeld contractactiviteiten niet in het verlengde van de publieke taak). KW1C investeert niet in private activiteiten, tenzij deze direct ten goede komen aan het onderwijs. De private activiteiten liggen altijd in het verlengde van de publieke taak. De commerciële activiteiten worden minimaal kostendekkend aangeboden. |
Bestemmingsreserve privaat |
Het private eigen vermogen is opgesplitst in private activiteiten en het Jan 't Hart-Fonds. De middelen van Jan 't Hart-Fonds zijn bestemd om in te zetten voor studenten die niet in staat zijn om aan hun financiële verplichtingen aangaande hun opleiding te voldoen. Schenkingen die gedaan worden voor Jan 't Hart-Fonds worden eveneens gemuteerd op dit deel van het private eigen vermogen. Jan 't Hartfonds betreft een private bestemmingsreserve. |
Bestemmingsreserve publiek |
De bestemmingsreserves zijn reserves met een beperktere bestedingsmogelijkheid, waarbij de beperking door het bestuur is aangebracht. De bestemmingsreserves zijn er om specifieke doelen te bereiken dan wel risico's te dekken. |
Voorzieningen |
Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. Rechten en verplichtingen voortvloeiend uit eenzelfde overeenkomst worden niet in de balans opgenomen indien en voor zover noch de organisatie noch de tegenpartij heeft gepresteerd. Opname in de balans geschiedt wanneer de nog te ontvangen respectievelijk te leveren prestatie en tegenprestatie niet (meer) met elkaar in evenwicht zijn en dit voor de organisatie nadelige gevolgen heeft. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde van de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen, tenzij anders vermeld. Toevoegingen aan voorzieningen vinden plaats ten laste van de staat van baten en lasten. Lasten vinden rechtstreeks plaats ten laste van de voorzieningen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de contante waarde (hierbij is een disconteringsvoet van 2% gehanteerd). |
Voorziening wachtgelden |
KW1C is eigen risicodrager voor de WW en de BWW waardoor een voorziening wachtgelden wordt gevormd. De wachtgeldvoorziening heeft tot doel claims uit hoofde van uitkeringen na ontslag af te dekken. De voorziening is gebaseerd op een inschatting van de toekomstige verplichtingen jegens rechthebbende oud-personeelsleden die per 31 december 2023 aanspraak maken op WW of BWW. Deze voorziening is bepaald op basis van beschikbare gegevens uit de administratie van KW1C en de opgave van UWV en WW Plus. Deze ontvangen wij op basis van de nominale waarde en wordt vervolgens contant gemaakt. De meerjarig prognoses van UWV en WW Plus worden door KW1C vermenigvuldigd met een factor die een weergave is van de inschatting op werkhervatting. Hierbij wordt individueel ingeschat hoe lang oud-medewerkers aanspraak zullen maken op de uitkering. |
Voorziening langdurig zieken |
Voor op balansdatum bestaande verplichtingen tot het in de toekomst doorbetalen van beloningen (inclusief ontslagvergoedingen) aan personeelsleden die op balansdatum naar verwachting blijvend geheel of gedeeltelijk niet in staat zijn om werkzaamheden te verrichten door ziekte of arbeidsongeschiktheid wordt een voorziening gevormd. |
De verantwoorde verplichting omvat de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de desbetreffende verplichting op balansdatum af te wikkelen. De beste schatting is gebaseerd op contractuele afspraken met personeelsleden (cao-mbo en individuele arbeidsovereenkomsten). Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen uit deze voorziening worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht. |
Op grond van de voorziening zoals deze is gevormd ultimo 2023, worden alle medewerkers die op balansdatum tenminste een half jaar ziek zijn meegenomen in de bepaling van de voorziening langdurig zieken. Het bestuur is van mening dat het deel van de populatie dat per balansdatum ziek is én waarvoor een betrouwbare inschatting kan worden gemaakt en waarvan de verwachting is dat ze niet meer terug zullen komen om werkzaamheden te verrichten, ook meegenomen dient te worden in de bepaling van de voorziening langdurig zieken. Het effect hiervan wordt prospectief in het huidige boekjaar verwerkt. |
Ultimo 2023 is de voorziening derhalve gevormd op basis van alle medewerkers die per 31 december 2023 als ziek waren geregistreerd. Voor hen wordt ingeschat of zij nog terugkeren in het arbeidsproces. Wordt verwacht dat zij niet binnen zes maanden terugkeren en de WIA instromen dan worden de ziektedagen na 31 december 2023 tot het verwachte moment van herstel voorzien. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: - Voor medewerkers die op balansdatum een half jaar of langer ziek zijn, worden voor het deel van de ziektedagen na 31 december 2023 tot de datum waarop de medewerker 2 jaar ziek is, meegenomen in de voorziening; - Voor medewerkers die op balansdatum korter dan een half jaar ziek zijn, is per balansdatum een inschatting gemaakt voor de duur van de ziekte. Voor alle medewerkers waarvoor de inschatting bestaat dat zij tenminste een half jaar ziek zullen zijn, wordt het deel van de ziektedagen na 31 december 2023 tot het verwachte moment van herstel, meegenomen in de voorziening. |
Voorziening jubilea |
Conform de CAO-onderwijs en attentieregeling bij bijzondere gebeurtenissen (2023) hebben personeelsleden met een 25- of 40-jarig dienstverband recht op een jubileum gratificatie. De toekomstige gratificatie is aan te merken als een uitgestelde beloning, waarvoor een voorziening is gevormd. Voor de berekening van de voorziening is een model opgesteld op basis van het personeelsbestand, waarin op basis van leeftijd van de personeelsleden, mogelijke toekomstige aanspraak (blijfkans) en aantal dienstjaren een berekening is gemaakt. |
Voorziening duurzame inzetbaarheid (seniorenverlof) |
Sinds 2015 kunnen medewerkers in het mbo conform de cao onder voorwaarden gebruik maken van de seniorenregeling. De voorziening, tegen nominale waarde, betreft de werkgeversbijdrage van het extra verlof dat werknemers vanaf hun 57e kunnen genieten. De hoogte van de vergoeding is gebaseerd op een inschatting van de toekomstige verplichtingen. Deze is opgebouwd uit drie categorieën werknemers: — Werknemers die in 2023 of eerder al aan alle criteria (leeftijd en aantal dienstjaren) voldoen om in aanmerking te komen voor gebruikmaking van de regeling werktijdvermindering senioren en in 2023 of eerder hebben aangegeven hier gebruik van te maken. — Werknemers die in 2023 al aan alle criteria (leeftijd en aantal dienstjaren) voldoen om in aanmerking te komen voor gebruikmaking van de regeling werktijdvermindering senioren en nog niet hebben aangegeven hier gebruik van te maken. Van deze werknemers zal een inschatting moeten worden gemaakt of zij in de nabije toekomst alsnog van de regeling gebruik zullen gaan maken. — Werknemers die in 2023 aan één of geen van beide criteria (leeftijd of dienstjaren) voldoen om in aanmerking te komen voor gebruikmaking van de regeling werktijdvermindering senioren, maar binnen 5 jaar aan beide criteria zullen voldoen. |
Daarnaast is in de berekening van de voorziening duurzame inzetbaarheid rekening gehouden met de CAO 2023-2024. Het aantal uren van de regeling seniorenverlof is gestegen van 170 naar 340 per voltijdsmedewerker, echter alleen voor de periode vanaf 5 jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd. De voorziening voor de categorie medewerkers die al in aanmerking komen voor de regeling maar er nog geen gebruik van maken is om deze reden verdubbeld (uitgangspunt bij deze groep is al een gemiddelde duur van 5 jaar). In de voorziening voor de categorie medewerkers die binnen 5 jaar (pas) in aanmerking komen voor de regeling is deze verhoging voor de helft meegenomen. (uitgangspunt bij deze groep is een gemiddelde duur van 10 jaar, waarvan dus slechts 5 jaar onder de ruimere regel valt.) |
Langlopende schulden |
De waardering van langlopende schulden is toegelicht onder de paragraaf financiële instrumenten. |
Kortlopende schulden |
De waardering van kortlopende schulden is toegelicht onder de paragraaf financiële instrumenten. |
Toelichting bij de staat van baten en lasten |
De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Resultaten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn verwezenlijkt. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen, indien zij voor het vaststellen van de jaarrekening bekend zijn geworden. |
Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies |
Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze baten betrekking hebben op een specifiek doel en er sprake is van bestedingsverplichtingen, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord. Indien toegekende gelden betrekking hebben op een specifiek doel, maar geen sprake is van bestedingsverplichtingen, worden de ontvangen gelden als baten verantwoord in het jaar waarop de gelden betrekking hebben, tenzij toerekening naar schooljaar plaats vindt (i.p.v. kalenderjaar) of sprake is van een concreet bestedingsplan voor de periode na balansdatum. |
Subsidies ter compensatie van gemaakte kosten worden systematisch als baten in de staat van baten en lasten opgenomen in dezelfde periode als die waarin de kosten worden gemaakt. Subsidies met betrekking tot investeringen in materiële vaste activa worden in mindering gebracht op het desbetreffende actief en als onderdeel van de afschrijvingen verwerkt in de staat van baten en lasten. |
College- cursus-, les- en examengelden |
Bij de jaarrekening worden de werkelijke cursusgeldontvangsten (BBL) van het betreffende kalenderjaar verantwoord. De ontvangsten die betrekking hebben op het lopende schooljaar worden in zijn totaal gezien voor 7/12 deel op de balans gezet als vooruit ontvangen gelden. De rijksbijdrage exploitatie is gecorrigeerd met een normatieve inhouding aan cursusgeld. Daarbij wordt er niet tot afrekening van cursusgeld overgegaan. Dit betekent op hoofdlijnen dat de door de instelling geïnde cursusgelden ter compensatie dienen van de correctie op de rijksbijdrage van ingehouden cursusgelden. Lesgeld (BOL) wordt door DUO rechtstreeks aan de student gefactureerd. Een examendeelnemer is een student die uitsluitend staat ingeschreven bij KW1C om examens te doen om het diploma voor een kwalificatie of opleiding te behalen. Een examendeelnemer betaalt een door het bevoegd gezag vastgestelde vergoeding. De hoogte daarvan is verschillend per opleiding of onderdeel/onderdelen daarvan, afhankelijk van de examenkosten. De ontvangsten worden volledig in het kalenderjaar verantwoord als opbrengst. |
Baten werk in opdracht van derden |
Baten van werk in opdracht van derden (contractonderwijs) worden in de staat van baten en lasten als baten opgenomen voor een bedrag gelijk aan de kosten als vast staat dat deze kosten declarabel zijn. Een eventueel positief resultaat wordt genomen naar rato van het stadium van voltooiing van de transactie op verslagdatum (de zogeheten percentage of completion methode). Het stadium van voltooiing wordt bepaald aan de hand van beoordelingen van de verrichte werkzaamheden. Voor een eventueel verwacht negatief resultaat wordt een voorziening getroffen. Zodra een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van het resultaat van een onderhanden project, worden de projectbaten en -kosten als baten en kosten in de staat van baten en lasten verwerkt naar rato van de verrichte prestaties per balansdatum. De mate waarin prestaties van een onderhanden project zijn verricht wordt bepaald aan de hand van de tot de balansdatum gemaakte projectkosten in verhouding tot de geschatte totale projectkosten. Indien het resultaat van een onderhanden project niet betrouwbaar kan worden bepaald, worden de projectbaten slechts verwerkt tot het bedrag van de gemaakte projectkosten dat waarschijnlijk kan worden verhaald. Verwachte verliezen op projecten worden onmiddellijk in de staat van baten en lasten opgenomen. |
Overige baten |
Overige baten bestaan uit baten uit verhuur, detachering en overige baten. Baten uit hoofde van verleende diensten worden in de staat van baten en lasten als baten opgenomen naar rato van het stadium van voltooiing van de transactie op verslagdatum. Het stadium van voltooiing wordt bepaald aan de hand van de tot dat moment gemaakte kosten in verhouding tot de geschatte kosten van de totaal te verrichten dienstverlening. |
Afschrijvingen op (im)materiële vaste activa |
Immateriële vaste activa en materiële vaste activa worden vanaf het moment van ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Op bedrijfsterreinen en op materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering, alsmede vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. Afschrijving wordt beëindigd bij buitengebruikstelling of bij afstoting. Boekwinsten en - verliezen bij verkoop van materiële vaste activa zijn begrepen onder de overige baten of lasten. |
Personeelsbeloningen |
De beloningen van het personeel worden als last in de staat van baten en lasten verantwoord in de periode waarin de arbeidsprestatie wordt verricht en, voor zover nog niet uitbetaald, als verplichting op de balans opgenomen. Als de reeds uitbetaalde bedragen de verschuldigde beloningen overtreffen, wordt het meerdere opgenomen als een overlopend actief voor zover er sprake zal zijn van terugbetaling door het personeel of van verrekening met toekomstige betalingen door de instelling. Indien een beloning wordt betaald, waarbij geen rechten worden opgebouwd (bijvoorbeeld doorbetaling in geval van ziekte of arbeidsongeschiktheid) worden de verwachte lasten verantwoord in de periode waarover deze beloning is verschuldigd. Toevoegingen aan en vrijval van verplichtingen worden ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht. |
Ontslagvergoedingen |
Ontslagvergoedingen zijn vergoedingen die worden toegekend bij beëindiging van het dienstverband. Een uitkering als gevolg van ontslag wordt als verplichting en als last verwerkt als de organisatie zich aantoonbaar onvoorwaardelijk heeft verbonden tot betaling van een ontslagvergoeding. Ontslagvergoedingen worden gewaardeerd met inachtneming van de aard van de vergoeding. Als de ontslagvergoeding een verbetering is van de beloningen na afloop van het dienstverband, vindt waardering plaats volgens dezelfde grondslagen die worden toegepast voor pensioenregelingen. Andere ontslagvergoedingen worden gewaardeerd op basis van de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichting af te wikkelen. |
Pensioenen |
KW1C heeft een pensioenregeling bij Stichting Bedrijfspensioenfonds ABP. De belangrijkste kenmerken van deze regeling zijn: - de betreffende regeling is een toegezegde pensioenregeling. - de instelling heeft in het geval van een tekort bij het bedrijfstakpensioenfonds geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen anders dan hogere toekomstige premies. Als gevolg hiervan is er geen pensioenvoorziening opgenomen. Naast de premiebetalingen bestaan er geen andere verplichtingen. De verschuldigde premies worden als last verantwoord in de staat van baten en lasten. |
Op deze pensioenregeling zijn de bepalingen van de Nederlandse Pensioenwet van toepassing en worden op verplichte of contractuele basis premies betaald door de instelling. ABP hanteert het middelloon als pensioengevende salarisgrondslag. ABP probeert ieder jaar de pensioenen te verhogen met de gemiddelde stijging van de lonen in de sectoren overheid en onderwijs. Wanneer de dekkingsgraad lager is dan 104,2% vindt er geen indexatie plaats. De premies worden verantwoord als personeelskosten zodra deze verschuldigd zijn. Vooruitbetaalde premies worden opgenomen als overlopende activa indien dit tot een terugstorting leidt of tot een vermindering van toekomstige betalingen. Nog niet betaalde premies worden als verplichting op de balans opgenomen. De dekkingsgraad van Stichting Bedrijfspensioenfonds ABP was per 31 december 2023 110,5%. |
Leasing |
De organisatie kan financiële en operationele leasecontracten afsluiten. Een leaseovereenkomst waarbij de voor- en nadelen verbonden aan het eigendom van het leaseobject geheel of nagenoeg geheel door de lessee worden gedragen, wordt aangemerkt als een financiële lease. Alle andere leaseovereenkomsten classificeren als operationele lease. Bij de leaseclassificatie is de economische realiteit van de transactie bepalend en niet zozeer de juridische vorm. Classificatie van de lease vindt plaats op het tijdstip van het aangaan van de betreffende leaseovereenkomst. |
Operationele lease |
Als de organisatie optreedt als lessee in een operationele lease, wordt het leaseobject niet geactiveerd. Vergoedingen die worden ontvangen als stimulering voor het afsluiten van een overeenkomst worden verwerkt als een vermindering van de leasekosten over de leaseperiode. Leasebetalingen en vergoedingen inzake operationele lease worden lineair over de leaseperiode ten laste respectievelijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht, tenzij een andere toerekeningsystematiek meer representatief is voor het patroon van de met het leaseobject te verkrijgen voordelen. |
Huisvestingslasten en overige lasten |
Onder huisvestingslasten worden die kosten verstaan die verband houden met zowel de eigen panden als van de huurpanden. Onder overige lasten worden die kosten verstaan die niet onder één van de andere posten vallen. Boekverliezen op gebouwen worden hier genomen. |
Financiële baten en lasten |
Rentebaten en rentelasten worden tijdsevenredig verwerkt, rekening houdend met de effectieve rentevoet van de desbetreffende activa en passiva. Bij de verwerking van de rentelasten wordt rekening gehouden met de verantwoorde transactiekosten op de ontvangen leningen. |
Overig |
Kasstroomoverzicht |
Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Ontvangsten en lasten uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten. |
WNT |
Voor de uitvoering van de Wet normering topinkomens (WNT) heeft de instelling zich gehouden aan de wet- en regelgeving inzake de WNT waaronder de instelling specifieke (sectorale) regels (Verantwoordingsmodel WNT 2023 Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties 22-08-2023). |
Verbonden partijen |
Transacties met verbonden partijen worden toegelicht voor zover deze niet onder normale marktvoorwaarden zijn aangegaan. Van deze transacties wordt de aard en de omvang van de transactie en andere informatie die nodig is voor het verschaffen van het inzicht toegelicht. |
Gebeurtenissen na balansdatum |
Gebeurtenissen die nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum en die blijken tot aan de datum van het opmaken van de jaarrekening worden verwerkt in de jaarrekening. Gebeurtenissen die geen nadere informatie geven over de feitelijke situatie per balansdatum worden niet in de jaarrekening verwerkt. Als dergelijke gebeurtenissen van belang zijn voor de oordeelsvorming van de gebruikers van de jaarrekening, worden de aard en de geschatte financiële gevolgen ervan toegelicht in de jaarrekening. |
Toelichting op de balans per 31 december 2023
Activa
1.1. Vaste activa | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1.1.1 Immateriële vast activa | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
€ | € | ||||||||||
1.1.1.5 Intellectuele eigendomsrechten | 1.265.888 | 2.068.830 | |||||||||
1.265.888 | 2.068.830 | ||||||||||
Het verloop van de immateriele vaste activa is als volgt weer te geven: | |||||||||||
1.1.1.5 Intellectuele eigendomsrechten | |||||||||||
€ | |||||||||||
Stand per 1 januari | |||||||||||
Aanschafprijs | 6.709.625 | ||||||||||
Cumulatieve afschrijvingen | -4.640.795 | ||||||||||
Boekwaarde | 2.068.830 | ||||||||||
Mutaties in de boekwaarde | |||||||||||
Investeringen | 0 | ||||||||||
Overboeking | 0 | ||||||||||
Desinvesteringen op aanschafwaarde | 0 | ||||||||||
Desinvesteringen op afschrijvingswaarde | 0 | ||||||||||
Afschrijvingen | -802.942 | ||||||||||
Saldo | -802.942 | ||||||||||
Stand per 31 december | |||||||||||
Aanschafprijs | 6.709.626 | ||||||||||
Cumulatieve afschrijvingen | -5.443.738 | ||||||||||
Boekwaarde | 1.265.888 |
Dit betreft de geactiveerde kosten van aanpassing aan bestaande en/of nieuwe softwareapplicaties.
1.1.2. Materiele vaste activa | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
1.1.2.1 Gebouwen | 65.201.873 | 61.177.738 | |||||||||
1.1.2.2 Terreinen | 6.650.103 | 6.650.103 | |||||||||
1.1.2.3 Inventaris en apparatuur | 11.560.880 | 13.654.981 | |||||||||
1.1.2.4 Andere vaste bedrijfsmiddelen | 417.902 | 415.862 | |||||||||
83.830.758 | 81.898.684 |
Het verloop van de materiele vaste activa is als volgt weer te geven:
1.1.2.1 Gebouwen | 1.1.2.2 Terreinen | 1.1.2.3 Inventaris en apparatuur | 1.1.2.4 Andere vaste bedrijfsmiddelen | 1.1.2.5 Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering | Totaal | ||||||
€ | € | € | € | € | € | ||||||
Stand per 1 januari | |||||||||||
Aanschafprijs | 180.260.352 | 6.650.103 | 63.660.620 | 415.862 | 0 | 250.986.937 | |||||
Cumulatieve afschrijvingen | -119.082.614 | 0 | -50.005.639 | 0 | 0 | -169.088.253 | |||||
Boekwaarde | 61.177.738 | 6.650.103 | 13.654.981 | 415.862 | 0 | 81.898.684 | |||||
Mutaties in de boekwaarde | |||||||||||
Investeringen | 8.074.352 | 0 | 1.924.116 | 2.040 | 0 | 10.000.508 | |||||
Overboeking | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
Desinvesteringen op aanschafwaarde | 0 | 0 | -28.109 | 0 | 0 | -28.109 | |||||
Desinvesteringen op afschrijvingswaarde | 0 | 0 | 28.109 | 0 | 0 | 28.109 | |||||
Afschrijvingen | -4.050.217 | 0 | -4.018.217 | 0 | 0 | -8.068.434 | |||||
Saldo | 4.024.135 | 0 | -2.094.101 | 2.040 | 0 | 1.932.074 | |||||
Stand per 31 december | |||||||||||
Aanschafprijs | 188.334.704 | 6.650.103 | 65.556.627 | 417.902 | 0 | 260.959.336 | |||||
Cumulatieve afschrijvingen | -123.132.831 | 0 | -53.995.747 | 0 | 0 | -177.128.578 | |||||
Boekwaarde | 65.201.873 | 6.650.103 | 11.560.880 | 417.902 | 0 | 83.830.758 |
De investeringen in gebouwen en terreinen betreffen met name investeringen in groot onderhoud (€ 3,7 mln), pilot onderwijsboulevard (€ 3,0 mln) en verduurzaming verschillende gebouwen (€ 0,3 mln).
De investeringen in inventaris en apparatuur betreffen met name investeringen in hardware (€ 0,7 mln) en praktijkinventaris (€ 0,7 mln).
Door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) is in het kader van schatkistbankieren een hypotheek verstrekt op het schoolcomplex in Oss, sectie E, nummer 7717. Er zijn geen andere zekerheden aanwezig.
Andere vaste bedrijfsmiddelen hebben betrekking op kunstwerken. Hierop wordt niet afgeschreven.
1.2.1. Voorraden | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
1.2.1.1 Voorraden | 10.903 | 7.566 | |||||||||
1.2.1.2 Gebruiksgoederen | 167.716 | 79.894 | |||||||||
178.619 | 87.460 |
Er is geen sprake van een voorziening voor incourante voorraad.
Het vormen van een voorziening wordt derhalve niet nodig geacht.
1.2.2. Vorderingen | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
1.2.2.1 Debiteuren algemeen | 3.803.530 | 1.800.075 | |||||||||
1.2.2.7 Vorderingen op studenten/deelnemers/cursisten | 1.888.780 | 2.512.992 | |||||||||
1.2.2.10 Overige vorderingen | 1.804.833 | 555.410 | |||||||||
1.2.2.15 Overlopende activa | 4.154.376 | 1.081.597 | |||||||||
1.2.2.16 Voorziening oninbaarheid | -671.940 | -884.585 | |||||||||
10.979.579 | 5.065.489 | ||||||||||
Uitsplitsing Overige vorderingen | |||||||||||
Financiële Vaste Activa | 381.279 | 430.478 | |||||||||
Overige | 1.423.554 | 124.932 | |||||||||
Overige vorderingen | 1.804.833 | 555.410 | |||||||||
Uitsplitsing Overlopende activa | |||||||||||
Vooruit betaalde kosten | 1.827.878 | 630.622 | |||||||||
Verstrekte voorschotten | 13.402 | 9.144 | |||||||||
Onderhanden werk projecten | 2.290.413 | 144.784 | |||||||||
Overige | 22.683 | 297.047 | |||||||||
Overlopende activa | 4.154.376 | 1.081.597 | |||||||||
Verloopstaat Voorziening oninbaarheid | |||||||||||
1.2.2.16 Stand per 1 januari verslagjaar - vorig jaar | 884.585 | 662.095 | |||||||||
Onttrekking | -354.475 | -3.290 | |||||||||
Dotatie | 141.830 | 225.780 | |||||||||
Af: voorziening wegens oninbaarheid | 671.940 | 884.585 |
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd korter dan een jaar.
Toename vorderingen debiteuren / studenten wordt veroorzaakt door het feit dat facturen pas laat verstuurd zijn als gevolg van de lopende harmonisatie van het debiteurenbeheer na de fusie.
Toename overige vorderingen wordt veroorzaakt door nog te ontvangen rente en nog te factureren bedragen aan studenten (zoals leermiddelen e.d.).
Toename overlopende overige activa wordt grotendeels veroorzaakt door vooruit betaalde facturen.
Voorziening wegens oninbaarheid (MBO) wordt bepaald op basis van ouderdom facturen.
(<180d 0%, 181d-360d 25%, >361d-720d 50%, >721d-1080d 75%, >1081d 100%)
1.2.4 Liquide middelen | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
1.2.4.1 Kasmiddelen | 24.727 | 31.597 | |||||||||
1.2.4.2 Tegoeden op bankrekeningen | 6.963.118 | 3.219.742 | |||||||||
1.2.4.3 Rekening courant tegoed Schatkistbankieren | 38.858.375 | 30.576.720 | |||||||||
45.846.220 | 33.828.059 |
De liquide middelen staan niet ter vrije beschikking van de instelling tot een bedrag van € 287.194 (2022: € 287.194).
Dit betreft lopende bankgaranties die op een geblokkeerde rekening staan.
Passiva
Stand per 1-1-2022 | Resultaat 2022 | Overige mutaties | Stand per 31-12-2022 | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | ||||||||
2.1 Eigen vermogen | |||||||||||
Stichtingskapitaal | 45 | 0 | 0 | 45 | |||||||
2.1.1 Algemene reserve | 72.084.520 | 2.221.706 | 1.044.365 | 75.350.591 | |||||||
2.1.2 Bestemmingsreserve (publiek) | 12.627.526 | 0 | -1.117.871 | 11.509.655 | |||||||
2.1.3 Bestemmingsreserve (privaat) | 636.536 | 0 | 0 | 636.536 | |||||||
Eigen vermogen | 85.348.627 | 2.221.706 | -73.506 | 87.496.827 | |||||||
Uitsplitsing | |||||||||||
2.1.1.1 Algemene reserve | 70.458.700 | 2.221.706 | 2.670.185 | 75.350.592 | |||||||
2.1.1.3 Algemene reserve (Educatiestichting) | 1.908.426 | 0 | -1.908.426 | 0 | |||||||
Algemene reserve | 72.367.126 | 2.221.706 | 761.760 | 75.350.592 | |||||||
2.1.2.2 Herwaardering gebouwen n.g. | 429.904 | 0 | -425.888 | 4.016 | |||||||
2.1.2.3 Onderwijsontwikkeling | 760.000 | 0 | 0 | 760.000 | |||||||
2.1.2.4 Beheersystemen | 1.204.000 | 0 | 0 | 1.204.000 | |||||||
2.1.2.5 Herhuisvesting | 981.704 | 0 | 0 | 981.704 | |||||||
2.1.2.6 Personeel | 3.600.000 | 0 | 0 | 3.600.000 | |||||||
2.1.2.7 BAPO | 4.788.387 | 0 | 0 | 4.788.387 | |||||||
2.1.2.8 Projecten | 171.548 | 0 | 0 | 171.548 | |||||||
2.1.2.9 Bestemmingsreserve innovatie | 500.000 | 0 | -500.000 | 0 | |||||||
2.1.2.10 Bestemmingsreserve mobiliteit | 191.983 | 0 | -191.983 | 0 | |||||||
Bestemmingsreserve (publiek) | 12.627.526 | 0 | -1.117.871 | 11.509.655 | |||||||
2.1.3.1 Bestemmingsreserve "Jan 't Hart fonds" (28DE) | 86.220 | 0 | 0 | 86.220 | |||||||
2.1.3.2 Bestemmingsreserve private activiteiten (28DE) | 550.316 | 0 | 0 | 550.316 | |||||||
Bestemmingsreserve (privaat) | 636.536 | 0 | 0 | 636.536 |
2.1.1.1 Voor de stelselwijziging geldt een overgangsregeling, waardoor deze beperkt retrospectief in het boekjaar verwerkt mag worden in de beginbalans (RJ212.807). Het groot onderhoud is gedurende 2022 verwerkt volgens de componentenmethode met activeren en afschrijvingen onder de materiele vaste activa. De algemene reserve was aangewend voor en gevormd uit publieke activiteiten en is vrij besteedbaar.
2.1.1.3 De Stichting Educatie is in 2022 opgeheven. De reserve wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
2.1.2.9 Naar aanleiding van de fusie heeft de bestemmingsreserve innovatie bij De Leijgraaf haar doel verloren. Om die reden heeft het bestuur besloten de bestemmingsreserve ten gunste van de algemene reserve in 2022 te laten vrijvallen.
2.1.2.10 De bestemmingsreserve mobiliteit van voormalig De Leijgraaf heeft haar doel als gevolg van de fusie verloren. Om die reden heeft het bestuur besloten de bestemmingsreserve ten gunste van de algemene reserve in 2022 te laten vrijvallen.
Stand per 1-1-2023 | Resultaat 2023 | Overige mutaties | Stand per 31-12-2023 | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | ||||||||
2.1 Eigen vermogen | |||||||||||
Stichtingskapitaal | 45 | 0 | 0 | 45 | |||||||
2.1.1 Algemene reserve | 75.350.591 | 10.218.885 | 5.509.655 | 91.079.131 | |||||||
2.1.2 Bestemmingsreserve (publiek) | 11.509.655 | 0 | -5.509.655 | 6.000.000 | |||||||
2.1.3 Bestemmingsreserve (privaat) | 636.536 | 0 | 0 | 636.536 | |||||||
Eigen vermogen | 87.496.827 | 10.218.885 | 0 | 97.715.712 | |||||||
Uitsplitsing | |||||||||||
2.1.1.1 Algemene reserve | 75.350.591 | 10.218.885 | 5.509.655 | 91.079.131 | |||||||
Algemene reserve | 75.350.591 | 10.218.885 | 5.509.655 | 91.079.131 | |||||||
2.1.2.2 Herwaardering gebouwen n.g. | 4.016 | 0 | -4.016 | 0 | |||||||
2.1.2.3 Duurzaam onderwijsinnovatie | 760.000 | 0 | 5.240.000 | 6.000.000 | |||||||
2.1.2.4 Beheersystemen | 1.204.000 | 0 | -1.204.000 | 0 | |||||||
2.1.2.5 Herhuisvesting | 981.704 | 0 | -981.704 | 0 | |||||||
2.1.2.6 Personeel | 3.600.000 | 0 | -3.600.000 | 0 | |||||||
2.1.2.7 BAPO | 4.788.387 | 0 | -4.788.387 | 0 | |||||||
2.1.2.8 Projecten | 171.548 | 0 | -171.548 | 0 | |||||||
Bestemmingsreserve (publiek) | 11.509.655 | 0 | -5.509.655 | 6.000.000 | |||||||
2.1.3.1 Bestemmingsreserve "Jan 't Hart fonds" (28DE) | 86.220 | 86.220 | |||||||||
2.1.3.2 Bestemmingsreserve private activiteiten (28DE) | 550.316 | 550.316 | |||||||||
Bestemmingsreserve (privaat) | 636.536 | 636.536 |
Het totaalresultaat over 2023 wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. | |||||||||||
De bestemmingsreserves "Beheerssystemen", "Herhuisvesting", "Personeel", "BAPO", en "Projecten" zijn in 2023 toegevoegd aan de Algemene reserve. In 2023 heeft namelijk een herijking plaatsgevonden om aan te sluiten bij de nieuwe KW1C situatie. De bestemmingsreserve "Onderwijsontwikkeling" is hernoemd in "Duurzaam onderwijsinnovatie" en deze is voor een bedrag ad. € 5,24 mln verhoogd op basis van de onderliggende begroting. | |||||||||||
2.1.2 De onder 2.1.2 verantwoorde bestemmingsreserves betreffen afgezonderde delen van het eigen vermogen waarbij een beperktere bestedingsmogelijkheid door het bestuur is aangebracht. Aan de genoemde bestemmingsreserves liggen concrete beleids- en financieringsplannen ten grondslag. | |||||||||||
2.1.2.2 Gerealiseerde afschrijvingen gebouwen ter grootte van € 4.016 zijn gefinancieerd uit de bestemmingsreserve "Herwaardering gebouwen niet gerealiseerd". | |||||||||||
2.1.2.3 Bestemmingsreserve Duurzaam onderwijsinnovatie heeft ten doel om additionele uitgaven ter bevordering van duurzame onderwijsinnovatie (voornamelijk door het project Flexibilisering en Modularisering van het onderwijs) te financieren. | |||||||||||
Totaalbedrag: € 6 mln. | |||||||||||
Looptijd: 4 jaar | |||||||||||
Verwachte onttrekking per jaar: € 1,5 mln. | |||||||||||
2.1.2.4 Bestemmingsreserve Beheersystemen heeft ten doel om uitgaven voor ontwikkeling, vervanging en aanpassing van informatieverwerkende systemen ten behoeve van het onderwijs en onderwijsondersteunende processen te financieren. Deze bestemmingsreserve is in 2023 komen te vervallen en is toegevoegd aan de algemene reserve. | |||||||||||
2.1.2.5 Bestemmingsreserve Herhuisvesting heeft ten doel om uitgaven voor relocatie van bedrijfsonderdelen te financieren. Deze bestemmingsreserve is in 2023 komen te vervallen en is toegevoegd aan de algemene reserve. | |||||||||||
2.1.2.6 Bestemmingsreserve Personeel heeft ten doel om uitgaven voor verbetering en verhoging van het welbevinden, het welzijn en de kwaliteit van het personeel te financieren. Deze bestemmingsreserve is in 2023 komen te vervallen en is toegevoegd aan de algemene reserve. | |||||||||||
2.1.2.7 Bestemmingsreserve BAPO is gevormd per 1 januari 2010 als gevolg van de stelselwijziging waarbij de gevormde voorziening BAPO voor de toekomstige lasten vanuit de BAPO-regeling is vrijgevallen. Deze bestemmingsreserve is in 2023 komen te vervallen en is toegevoegd aan de algemene reserve. | |||||||||||
2.1.2.8 Bestemmingsreserve Projecten heeft ten doel om uitgaven voor (inter)nationale activiteiten op projectbasis te financieren. In 2023 zijn geen projectresultaten gefinancierd uit de bestemmingsreserve Projecten. Deze bestemmingsreserve is in 2023 komen te vervallen en is toegevoegd aan de algemene reserve. | |||||||||||
2.1.3.1/2 Verwachting is dat deze private bestemmingsreserves de komende jaren worden uitgenut. | |||||||||||
Voorstel resultaatbestemming | |||||||||||
Stichting Regionaal Onderwijs Centrum Noordoost-Brabant | |||||||||||
Voorstel tot resultaatbestemming 2023: het college van bestuur stelt aan de raad van toezicht voor het positieve resultaat over 2023 toe te voegen aan de algemene reserve, waarvan 5,24 mln wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve "Duurzaam onderwijsinnovatie" (voorheen "Onderwijsontwikkeling"). |
2.2 Voorzieningen | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
2.2.1 Personele voorzieningen | 9.336.886 | 6.742.286 | |||||||||
9.336.886 | 6.742.286 | ||||||||||
De personele voorzieningen bestaan uit: | |||||||||||
2.2.1.4 Jubilea | 1.650.332 | 2.004.413 | |||||||||
2.2.1.5 Wachtgelden | 2.743.980 | 1.842.104 | |||||||||
2.2.1.6 Langdurig zieken | 3.310.144 | 903.359 | |||||||||
2.2.1.7 Duurzame inzetbaarheid | 1.632.430 | 1.992.410 | |||||||||
9.336.886 | 6.742.286 |
Het verloop van de voorzieningen is als volgt weer te geven:
2.2.1. Personele voorzieningen | ||||||||
€ | ||||||||
Stand per 1 januari | 6.742.286 | |||||||
Mutaties | ||||||||
Dotaties | 4.381.860 | |||||||
Onttrekkingen | -673.184 | |||||||
Overige | -1.114.078 | |||||||
Saldo | 2.594.598 | |||||||
Stand per 31 december | 9.336.886 |
Stand per 1-1-2023 | Dotaties 2023 | Onttrekkingen 2023 | Vrijval 2023 | Overige mutaties | Stand per 31-12-2023 | Kortlopend deel <1 jaar | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | € | € | € | |||||
2.2 Voorzieningen | |||||||||||
2.2.1.4 Jubilea | 2.004.413 | 521.189 | 121.173 | 754.098 | 1.650.331 | 198.971 | |||||
2.2.1.5 Wachtgelden | 1.842.104 | 1.453.887 | 552.011 | 2.743.980 | 1.174.893 | ||||||
2.2.1.6 Langdurig zieken | 903.359 | 3.256.057 | 722.320 | 126.951 | 3.310.144 | 2.377.281 | |||||
2.2.1.7 Duurzame inzetbaarheid | 1.992.410 | 1.393.204 | 1.193.292 | 559.892 | 1.632.430 | 662.798 | |||||
Voorzieningen | 6.742.286 | 6.624.337 | 2.588.796 | 1.440.941 | 0 | 9.336.885 | 4.413.943 |
De personeelsvoorzieningen “jubilea”, “wachtgelden”, “duurzame inzetbaarheid” en “langdurig zieken” zijn verantwoord op basis van de netto contante waarde methode met een disconteringsvoet van 2%. | |||||||||||
(Jubilea) | |||||||||||
De voorziening jubilea is gevormd voor de verplichting om toekomstige onderwijsjubilea te betalen. De verplichting is berekend voor het gehele personeel, rekening houdend met het individuele onderwijsverleden en de inschaling per balansdatum. De voorziening bedroeg per 1 januari 2023 € 2,0 mln en is afgenomen met € 0,35 mln tot € 1,65 mln per 31 december 2023. In het boekjaar is voor circa € 0,1 mln onttrokken aan de voorziening ten behoeve jubilarissen, circa € 0,75 mln is vrijgevallen gedurende het boekjaar. Hoofdzakelijk als gevolg van personele wisselingen. De berekening gaat uit van de maximale looptijd van de uitkering op individueel niveau, waarbij een correctie is gemaakt met betrekking tot de blijfkans. | |||||||||||
(Wachtgelden) | |||||||||||
De voorziening Wachtgelden is gevormd voor per balansdatum bestaande (bovenwettelijke) wachtgeldverplichtingen en wachtgeld vervangende maatregelen. Alle lopende wachtgeldverplichtingen zijn opgenomen in de voorziening. De hoogte en looptijden van de uitkeringen zijn gebaseerd op opgaven van het UWV en WWplus. De voorziening bedroeg per 1 januari 2023 € 1,8 mln en is toegenomen met € 0,9 mln tot € 2,7 mln per 31 december 2023. Gedurende het boekjaar is circa € 0,5 mln onttrokken aan de voorziening. De berekening gaat uit van de maximale looptijd van de uitkering op individueel niveau, waarbij een correctie is gemaakt m.b.t. de kans op loopbaanherstel. | |||||||||||
(Langdurig zieken) | |||||||||||
De voorziening is gebaseerd op de beste inschatting van het op balansdatum aantal zieke medewerkers dat tenminste een half jaar ziek (zal) zijn, waarbij het deel van de ziektedagen na 31 december 2023 tot het verwachte moment van herstel is meegenomen. Ten opzichte van vorig jaar heeft een wijziging plaatsgevonden in de populatie die is opgenomen in de voorziening. Hiervoor wordt verwezen naar de schattingswijziging zoals verantwoord in de grondslagen. De voorziening langdurig zieken neemt in het huidige verslagjaar daardoor toe met circa € 2,4 mln ten opzichte van voorgaand boekjaar. Het effect is voor het merendeel te verklaren door de in het huidige boekjaar verwerkte schattingswijziging. | |||||||||||
(Duurzame inzetbaarheid) | |||||||||||
In de CAO MBO is in het kader van duurzame inzetbaarheid de seniorenregeling ingevoerd. Medewerkers hebben recht op seniorenverlof als zij voldoen aan volgende criteria: ▪ de werknemer is 57 of ouder; ▪ de werknemer is direct voorafgaand aan de ingangsdatum van het verlof gedurende ten minste vijf jaren aaneengesloten in dienst; ▪ de werknemer heeft een werktijdfactor van tenminste 0,4 bij de werkgever; ▪ de werknemer maakt geen gebruik van de BAPO-regeling. De voorziening duurzame inzetbaarheid is met € 0,4 mln gedaald tot € 1,6 mln mede op basis van verwachte participatie van medewerkers van 52 jaar tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Per ultimo 2023 neemt 163 fte deel aan de seniorenregeling op een totaal van 434 fte aan personeel van 57 jaar en ouder. |
2.3 Langlopende schulden | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
2.3.5 Schulden aan Ministerie van Financien | 5.408.000 | 5.616.000 | |||||||||
5.408.000 | 5.616.000 |
Verloopstaat Langlopende schulden | |||||||||||
Rentevoet | Stand per 1-1-2023 |
Leningen 2023 |
Aflossingen 2023 |
Stand per 31-12-2023 |
Kortlopende deel <1 jaar |
Langlopende deel 1-5 jaar | Langlopende deel >5 jaar | ||||
€ | € | € | € | € | € | € | |||||
2.3 Langlopende schulden | |||||||||||
2.3.5 Schulden aan Ministerie van Financien | 0,10% | 5.824.000 | 0 | 208.000 | 5.616.000 | 208.000 | 832.000 | 4.576.000 | |||
Langlopende schulden | 5.824.000 | 0 | 208.000 | 5.616.000 | 208.000 | 832.000 | 4.576.000 |
Er is in 2020 onder de titel 'Schatkistbankieren' een lening van € 6.240.000 afgesloten bij het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën heeft een hypotheek gevestigd op het pand in Oss, bekend onder sectie E nummer 7717, als onderpand voor de verstrekte lening en kredietfaciliteit. Er zijn geen convenanteisen.
2.4 Kortlopende schulden | 31 december 2023 | 31 december 2022 | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | ||||||||||
2.4.3 Kortlopend deel langlopende lening | 208.000 | 208.000 | |||||||||
2.4.7 Vooruit gefactureerde cursusgelden | 2.351.505 | 0 | |||||||||
2.4.8 Crediteuren | 4.682.744 | 4.603.337 | |||||||||
2.4.9 Belastingen en premies sociale verzekeringen | 5.983.552 | 5.670.386 | |||||||||
2.4.10 Pensioenen | 1.581.393 | 1.683.130 | |||||||||
2.4.12 Overige kortlopende schulden | 2.655.040 | 1.406.599 | |||||||||
2.4.19 Overlopende passiva | 12.178.233 | 9.521.956 | |||||||||
29.640.467 | 23.093.408 | ||||||||||
Uitsplitsing Belastingen en premies sociale verzekeringen | |||||||||||
2.4.9.1 Loonbelasting | 4.139.620 | 3.941.847 | |||||||||
2.4.9.2 Omzetbelasting | 70.696 | 95.399 | |||||||||
2.4.9.3 Premies sociale verzekeringen | 1.773.236 | 1.633.140 | |||||||||
Belastingen en premies sociale verzekeringen | 5.983.552 | 5.670.386 | |||||||||
Uitsplitsing Overlopende passiva | |||||||||||
2.4.19.1 Vooruitontvangen cursusgelden | 0 | 1.097.424 | |||||||||
2.4.19.3 Vooruitontvangen subsidies OCW geoormerkt | 2.470.577 | 1.757.045 | |||||||||
2.4.19.4 Te verrekenen geoormerkte subsidies OCW | 0 | 45.869 | |||||||||
2.4.19.5 Vooruitontvangen projectgelden | 1.203.704 | 1.923.115 | |||||||||
2.4.19.6 Vakantiegeld en -dagen | 5.735.776 | 3.944.988 | |||||||||
2.4.19.8 Educatie/Inburgering | 377.495 | 4.961 | |||||||||
2.4.19.9 Overige | 2.390.681 | 748.554 | |||||||||
Overlopende passiva | 12.178.233 | 9.521.956 | |||||||||
Uitsplitsing Vooruitontvangen subsidies OCW geoormerkt | |||||||||||
2.4.19.3 Studieverlof bve 2022 KW1C | 0 | 104.685 | |||||||||
Regionale aanpak VSV 2020-2024 KW1C | 709.601 | 598.102 | |||||||||
Tegemoetkoming kosten opl.scholen 2021/2022 KW1C | 0 | 141.052 | |||||||||
Tegemoetkoming kosten opl.scholen 2022/2023 KW1C | 0 | 135.355 | |||||||||
RIF- MBO Innovatie & Expertise Centrum Zorgtechnologie Noord Brabant KW1C | 243.343 | 184.103 | |||||||||
NPO Subsidie Nazorg KW1C 2022 | 0 | 101.800 | |||||||||
NPO Subsidie Nazorg KW1C 2023 | 229.270 | 0 | |||||||||
Nazorg De Leijgraaf | 0 | 17.081 | |||||||||
Lerarenbeurs 2022 De Leijgraaf | 0 | 16.413 | |||||||||
Zij-instroom 2022 De Leijgraaf | 0 | 23.334 | |||||||||
RIF MIEC Data denken De Leijgraaf | 448.363 | 435.120 | |||||||||
Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom | 840.000 | 0 | |||||||||
Vooruitontvangen subsidies OCW geoormerkt | 2.470.577 | 1.757.045 |
Alle kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan 1 jaar. | |||||||||||
Schulden aan kredietinstellingen betreft het kortlopende aflossingsdeel van komend boekjaar van de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën. | |||||||||||
De post vooruit gefactureerde bedragen heeft betrekking op de verwerkingssystematiek van de in 2023 gefactureerde cursusgelden. Dit betreft 7/12 deel van de opbrengsten cursusgelden. Hierdoor is ca. € 2,4 mln van de opbrengsten doorgeschoven naar 2024. |
|||||||||||
De stijging van de kortlopende schulden van ruim € 5,2 mln is grotendeels te verklaren door de stijging van vooruit gefactureerde-/ontvangen cursusgelden € 1,2 mln - belastingen/premies sociale verzekeringen € 0,3 mln - vooruit ontvangen geoormerkte subsidies € 0,9 mln - educatie/inburgering € 0,4 mln en nog te betalen kosten € 2,4 mln. |
Financiële instrumenten | |||||||||||
Algemeen | |||||||||||
De organisatie maakt in de normale bedrijfsuitvoering gebruik van uiteenlopende financiële instrumenten die de organisatie blootstelt aan markt-, rente-, kasstroom-, krediet- en liquiditeitsrisico. Om deze risico's te beheersen heeft de organisatie een beleid inclusief een stelsel van limieten en procedures opgesteld om de risico's van onvoorspelbare ongunstige ontwikkelingen op de financiele markten en daarmee de financiele prestaties van de organisatie te beperken. Het treasurystatuut van KW1C bevat procedures waaraan voldaan moet worden bij het aangaan van financiële verplichtingen. | |||||||||||
Kredietrisico | |||||||||||
De vorderingen uit hoofde van debiteuren betreffen vorderingen op studenten en vorderingen op overige debiteuren. KW1C heeft regels en procedures opgesteld waaraan de studenten moeten voldoen met betrekking tot betaling van cursusgelden. Het kredietrisico is niet geconcentreerd bij enkele partijen. | |||||||||||
Renterisico en kasstroomrisico | |||||||||||
Er is sprake van 1 lening met een vast rentepercentage over de gehele looptijd van 0,1%. | |||||||||||
Liquiditeitsrisico en marktwaarderisico | |||||||||||
De organisatie bewaakt de liquiditeitspositie door middel van opvolgende liquiditeitsbegrotingen. Het management ziet erop toe dat voor de organisatie steeds voldoende liquiditeiten beschikbaar zijn om aan de verplichtingen te kunnen voldoen en dat tevens voldoende financiële ruimte beschikbaar blijft. De marktwaarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden benadert de boekwaarde ervan. | |||||||||||
Niet in de balans opgenomen activa, verplichtingen en rechten
Niet uit de balans blijkende rechten | ||||||
De vordering op het Ministerie van OCW ten bedrage van € 583.461 is ontstaan bij de overgang van declaratiebekostiging naar lumpsumbekostiging in 1991. Er heeft op geen enkele wijze afstand van recht plaatsgevonden. In plaats daarvan wordt ook nu beroep gedaan op uitbetaling van deze vorderingen teneinde verjaring ervan te voorkomen. |
Verhuur | Toekomstige minimale verhuurontvangsten | ||
---|---|---|---|
Verhuur medegebruik Gebouw F, Vlijmenseweg | < 1 jaar | 1 - 5 jaar | > 5 jaar |
€ | € | € | |
15.950 | 63.800 | 0 | |
15.950 | 63.800 | 0 |
Medegebruik Gebouw F, Vlijmenseweg. Het contract met de huurder is aangegaan voor de duur van het verzorgen van de toeristische opleidingen. Schriftelijke opzegtermijn van 6 maanden tegen het einde van de lopende huurperiode.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen | ||||||
Zakelijke zekerheden | ||||||
Aan de bank zijn de volgende zekerheden verstrekt: hypotheek € 8.299.200 op het schoolcomplex te Oss, sectie E, nummer 7717. |
||||||
Bankgaranties | ||||||
€ 100.000 - Gemeente Den Bosch (nieuwbouw Onderwijsboulevard 3, 's-Hertogenbosch) | ||||||
€ 40.922 - DML REAL ESTATE B.V. Malden (huur Bedrijfsruimte Beversestraat 20, Cuijk) | ||||||
€ 108.772 - WELL-BEING PLAZA OSS (huur Talentencampus Obrechtstraat 43, Oss) | ||||||
€ 37.500 - J.v.Zandvoort/A.v.Zandvoort/H.Rijkers/F.Heesen (huur Bedrijfsruimte Schelversakker 1, Oss) |
Contracten | < 1 jaar | 1 - 5 jaar | > 5 jaar |
€ | € | € | |
Huur | 2.097.772 | 4.820.786 | 1.037.203 |
IT | 2.065.989 | 1.200.300 | 0 |
Onderhoud | 2.671.484 | 1.462.024 | 0 |
Telefonie | 102.869 | 0 | 0 |
6.938.114 | 7.483.110 | 1.037.203 |
Naar aanleiding van de fusie wordt het inkoopproces geëvalueerd en geoptimaliseerd. Onderdeel daarvan is het contract-/ leveranciers-management. De meeste contracten kunnen binnen afzienbare tijd worden opgezegd en/of betalen we alleen wanneer we afnemen. Hierboven zijn de contracten met korte en lange termijn verplichting te zien.
Investeringsverplichtingen | € |
Hardware | 142.148 |
Inventaris | 78.900 |
Bouw/verbouw | 789.933 |
1.010.981 |
Toelichting op de staat van baten en lasten jaar 2023
Baten
31 december 2023 | Begroting 2023 | 31 december 2022 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | € | € | € | |||||||
Baten | ||||||||||||
3.1 Rijksbijdragen | ||||||||||||
3.1.1 Rijksbijdragen OCW/EZ | ||||||||||||
3.1.1.1 Rijksbijdragen OCW | 147.179.826 | 139.992.644 | 147.439.697 | |||||||||
147.179.826 | 139.992.644 | 147.439.697 | ||||||||||
3.1.2 Overige subsidies OCW | 30.960.482 | 28.858.700 | 13.591.813 | |||||||||
178.140.308 | 168.851.344 | 161.031.510 | ||||||||||
Uitsplitsing overige subsidies OCW | ||||||||||||
3.1.2.1.1 Geoormerkte subsidies | 2.762.842 | 0 | 1.234.524 | |||||||||
3.1.2.2.1 Niet-geoormerkte subsidies | 28.197.640 | 28.858.700 | 12.357.289 | |||||||||
Overige subsidies OCW | 30.960.482 | 28.858.700 | 13.591.813 |
De basis voor het grootste gedeelte van de rijksbijdragen is de T-2 systematiek. Voor 2023 krijgen we, los van de diplomawaarde, de studenten van 1 oktober 2021 en 1 februari 2022 bekostigd. De daling in het aantal studenten (circa -1.000) ten opzichte van de teldata van 2022 veroorzaakt een lagere rijksbijdrage in de begroting. De afwijking ten opzichte van de begroting 2023 is het gevolg van de loon- en prijscompensatie in 2023, hierdoor is de realisatie € 7,1 mln hoger dan begroot. Ook zat hier nog een bedrag in verwerkt van een nog niet eerder uitgekeerde compensatie van de energielasten in 2022. | ||||||||||||
Onder de overige subsidies OCW/EZ vallen onder andere de kwaliteitsgelden, in 2023 is dit € 28,2 mln. In 2023 heeft een eindafrekening plaatsgevonden van het resultaatafhankelijk budget van de kwaliteitsgelden. Aan de eisen hiervan hebben we voldaan, waardoor deze € 7,5 mln eind 2023 is ontvangen. Dit bedrag was opgenomen in de begroting. De afwijking van de begroting wordt met name veroorzaakt door meer Zij-instromers dan begroot, met een financiëel effect van € 1,2 mln boven begroting en niet in de begroting opgenomen subsidies van € 0,8 mln. |
3.2.2 Overige overheidsbijdragen en -subsidies overige overheden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3.2.2.2 Overige gemeentelijke bijdragen en -subsidies | 2.151.389 | 3.240.303 | 2.338.723 | |||||||||
2.151.389 | 3.240.303 | 2.338.723 | ||||||||||
2.151.389 | 3.240.303 | 2.338.723 |
De overige overheidsbijdragen en subsidies zijn lager gerealiseerd dan begroot, de oorzaak is dat binnen deze categorie minder project-subsidies vanuit gemeenten zijn ontvangen dan oorspronkelijk in de begroting opgenomen (circa € 1 mln).
3.3 Wettelijke college-/cursus-/examengelden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3.3.2 Cursusgelden | 3.667.960 | 3.125.000 | 2.078.029 | |||||||||
3.3.5 Examengelden | 118.725 | 126.379 | 157.512 | |||||||||
3.786.685 | 3.251.379 | 2.235.541 |
De stijging in de cursusgelden, ten opzichte van voorgaand jaar en de begroting is het gevolg van een drietal zaken. Allereerst hebben we meer opbrengsten aan cursusgelden voor VAVO-leerlingen ontvangen dan in de begroting opgenomen, daarnaast is het ook zo dat het aantal BBL leerlingen ten opzichte van 2022 is gestegen. De laatste oorzaak is de halvering van de collegelden in schooljaar 2021/22, wat met name de groei ten opzichte van realisatie 2022 verklaard.
3.4 Baten in opdracht van werk derden | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3.4.1 Contractonderwijs | ||||||||||||
3.4.1.1 Contractonderwijs (excl. inburgering) | 2.250.554 | 1.989.136 | 1.577.470 | |||||||||
3.4.1.2 Contractonderwijs inburgering (MBO) | 4.669.880 | 2.395.000 | 3.200.768 | |||||||||
6.920.434 | 4.384.136 | 4.778.238 | ||||||||||
3.4.5 Overige baten in opdracht van derden | 2.600.434 | 700.000 | 1.373.846 | |||||||||
9.520.868 | 5.084.136 | 6.152.084 |
We zien op meerdere posten een flinke stijging in de baten. Zo zien we in 2023 een forse stijging van het aantal inburgeraars, dit zorgt voor € 2,3 mln hogere baten bij contractonderwijs inburgering. Tevens is de realisatie van het contract onderwijs (inclusief commerciële projecten) boven begroting. De stijging bij overige baten in opdracht van derden wordt veroorzaakt door projecten, die conservatief begroot waren voor 2023. Het resultaateffect is beperkt, omdat hier ook een flinke stijging in de kosten tegenover staat.
3.5 Overige baten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3.5.1 Opbrengst verhuur | 204.385 | 258.457 | 238.601 | |||||||||
3.5.2 Detachering personeel | 667.121 | 699.661 | 655.686 | |||||||||
3.5.10 Overige | 2.592.130 | 1.920.349 | 2.150.359 | |||||||||
3.463.636 | 2.878.467 | 3.044.646 |
De overige baten zijn een kleine € 0,6 mln hoger dan begroot. Een deel hiervan wordt verklaard door het resultaat van de vrijval van eerder op de balans opgenomen projecten t/m 2022, ter waarde van € 0,2 mln. De rest is te verklaren door een veelvoud aan kleinere posten.
Lasten
4.1 Personeelslasten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4.1.1 Lonen, salarissen, sociale lasten en pensioenlasten | ||||||||||||
4.1.1.1 Lonen en salarissen | 93.167.225 | 122.901.181 | 90.978.186 | |||||||||
4.1.1.2 Sociale lasten | 14.437.861 | 0 | 13.711.190 | |||||||||
4.1.1.5 Pensioenlasten | 13.224.889 | 0 | 14.903.697 | |||||||||
120.829.975 | 122.901.181 | 119.593.073 | ||||||||||
4.1.2 Overige personele lasten | ||||||||||||
4.1.2.1 Dotaties personele voorzieningen | 3.567.285 | 238.375 | 4.019.959 | |||||||||
4.1.2.2 Lasten personeel niet in loondienst | 8.898.471 | 6.297.052 | 9.703.756 | |||||||||
4.1.2.3 Overige | 9.472.885 | 5.413.094 | 4.116.019 | |||||||||
21.938.641 | 11.948.521 | 17.839.734 |
De totale personeelslasten vallen in 2023 ca. € 5,3 mln hoger uit dan in 2022. Belangrijkste oorzaak is de stijging van de CAO-lonen, die overigens door de daling in de gemiddelde formatie deels is gecompenseerd. De CAO-stijging, in combinatie met de eenmalige uitkering van € 1.000 per FTE hebben een effect gehad van € 5,6 mln. De formatie is met ruim 3% gedaald, wat een positief effect heeft van € 3,4 mln. Wel staat daar inzet van externen tegenover. Hoewel we hier minder aan uitgeven dan in 2022, is het wel € 2,8 mln meer dan begroot. Verder is er in de de categorie overige sprake van fors hogere reis- en verblijfkosten (incl. woon-werk & dienstreizen) dan voorgaand jaar (€ 2,5 mln) en de niet in de begroting opgenomen kosten voor de reservering verlofuren van personeel van € 1,6 mln. De dotaties aan voorzieningen waren, behalve de jubilea voorziening, niet begroot (totaal € 3,3 mln). Dit verklaart de grote afwijking van de begroting.
4.1.3 Ontvangen vergoedingen | ||||||||||||
4.1.3.3 Overige uitkeringen die personeelslasten verminderen | -863.471 | -399.598 | -642.598 | |||||||||
-863.471 | -399.598 | -642.598 | ||||||||||
141.905.145 | 134.450.104 | 136.790.209 |
Er zijn geen medewerkers buiten Nederland werkzaam geweest.
Gemiddeld aantal medewerkers
Gedurende het jaar 2023 waren gemiddeld 1.486,0 werknemers in dienst op basis van een volledig dienstverband (2022: 1.533,7). Hiervan waren 0 werknemers werkzaam buiten Nederland (2022: 0).
2023 | 2022 | |||
fte | fte | |||
Personeel primair proces | 979,5 | 1.004,6 | ||
Direct onderwijsondersteunend personeel | 8,9 | 10,4 | ||
Indirect onderwijsondersteunend personeel | 403,4 | 418,1 | ||
Bestuur/management | 94,2 | 100,6 | ||
Totaal aantal werknemers | 1.486,0 | 1.533,7 |
4.2 Afschrijvingen | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4.2.1 Afschrijvingen immateriele vaste activa | 802.942 | 948.775 | 836.840 | |||||||||
4.2.2 Afschrijvingen materiele vaste activa | 8.068.435 | 8.852.452 | 8.283.667 | |||||||||
4.2.3 Afschrijving financiele vaste activa | 49.197 | 0 | 49.197 | |||||||||
8.920.574 | 9.801.227 | 9.169.704 |
Afschrijvingskosten zijn in 2023 lager dan 2022 en lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak zijn lagere investeringen in zowel de IVA als de MVA, welke geleid hebben tot een lager afschrijvingsbedrag.
4.3 Huisvestingslasten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4.3.1 Huurlasten | 2.493.646 | 2.541.014 | 2.241.350 | |||||||||
4.3.2 Verzekeringslasten | 287.712 | 200.000 | 204.815 | |||||||||
4.3.3 Onderhoudslasten (klein onderhoud) | 2.129.704 | 2.601.403 | 1.726.564 | |||||||||
4.3.4 Energie en water | 5.032.711 | 9.090.333 | 1.761.478 | |||||||||
4.3.5 Schoonmaakkosten | 2.356.003 | 2.442.760 | 2.251.593 | |||||||||
4.3.6 Belastingen en heffingen ter zake van huisvesting | 942.945 | 883.001 | 755.292 | |||||||||
4.3.8 Overige huisvestingslasten | 37.568 | 55.466 | 74.682 | |||||||||
13.280.289 | 17.813.977 | 9.015.774 |
De energielasten zijn in 2023 met maar liefst 286% gestegen t.o.v. van 2022. Deze stijging is alsnog minder dan waar in de begroting rekening mee is gehouden. De realisatie ligt 45% (€ 4,0 mln) lager dan begroot. De oorzaak is dat de energieprijzen in de begroting hoger waren dan de werkelijke prijzen in 2023.
De onderhoudslasten zijn € 0,4 mln lager dan begroot, maar wel hoger dan 2022. Het schrappen van een aantal posten uit de Meerjaren OnderhoudsPlanning (MOP), heeft gezorgd voor extra reparatiekosten. De onderhoudscontracten gebouwen zijn te ruim begroot, wat er voor zorgt dat de gerealiseerde totale onderhoudslasten desondanks lager zijn.
4.4 Overige lasten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
4.4.1 Administratie en beheer | 7.161.799 | 6.969.061 | 3.695.642 | |||||||||
4.4.2 Inventaris en apparatuur | 14.869.466 | 13.399.242 | 11.507.557 | |||||||||
4.4.4 Dotatie overige voorzieningen | 162.898 | 65.000 | 229.628 | |||||||||
4.4.5 Overige | 1.761.983 | 1.953.965 | 2.115.979 | |||||||||
23.956.146 | 22.387.268 | 17.548.806 |
De realisatie van de overige lasten is € 1,6 mln hoger dan de begroting van 2023. De belangrijkste oorzaak hiervan zijn hogere kosten met betrekking tot software binnen rubriek 4.4.2 Inventaris en apparatuur (€ 1,5 mln). Verder was de inzet van externe adviseurs € 0,2 mln boven begroting, daarentegen waren de kosten voor open dagen € 0,2 mln lager dan begroot.
Accountantslasten
In de boekjaren 2022 en 2023 zijn de volgende bedragen aan accountantshonoraria ten laste van het resultaat gebracht. Het in de tabel vermelde honorarium voor het onderzoek van de jaarrekening betreft enkel de facturen ontvangen en verantwoord in boekjaar 2023 (uitsplitsing totaalbedrag € 414.425: hiervan heeft € 263.175 betrekking op 2022 en € 151.250 op 2023). De andere controleopdrachten en niet-controlediensten betreffen de controle van subsidietrajecten, de bekostigingscontrole en adviesopdracht.
De volgende honoraria van KPMG Accountants N.V. zijn ten laste gebracht van de stichting.
2023 | Begroot 2023 | 2022 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
€ | € | € | ||||||
4.4.1.1 Honorarium onderzoek jaarrekening | 414.425 | 100.000 | 155.127 | |||||
4.4.1.2 Honorarium andere controleopdrachten | 0 | 0 | 8.470 | |||||
4.4.1.3 Honorarium fiscale adviezen | 0 | 0 | 0 | |||||
4.4.1.4 Honorarium andere niet controlediensten | 0 | 0 | 3.620 | |||||
Accountantslasten | 414.425 | 100.000 | 167.217 |
De honoraria betreffen de werkzaamheden die bij de stichting zijn uitgevoerd door accountantsorganisaties en onafhankelijke externe accountants zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 Wta (Wet toezicht accountantsorganisaties) en de in rekening gebrachte honoraria van het gehele netwerk waartoe de accountantsorganisatie behoort.
5 Financiële baten en lasten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
5.1 Financiele baten | ||||||||||||
5.1.1 Rentebaten en soortgelijke opbrengsten | 1.257.442 | 0 | 85.900 | |||||||||
1.257.442 | 0 | 85.900 | ||||||||||
5.2 Financiele lasten | ||||||||||||
5.2.1 Rentelasten en soortgelijke lasten | 39.289 | 104.984 | 142.205 | |||||||||
39.289 | 104.984 | 142.205 |
Vanaf eind 2022 is sprake van Schatkistbankieren. Als gevolg van de in 2023 opgelopen rentestanden, zijn over de liquide middelen rentebaten ontvangen. In combinatie met eerdere negatieve rente (lasten) over liquide middelen, verklaart dit de afwijking ten opzichte van de begroting.
Gebeurtenissen na balansdatum
De verkoop van Muntelaar 8 en 10 te Veghel (respectievelijk half vrijstaand schoolgebouw en vrijstaande gymzaal) aan de Gemeente Meijerijstad, waarvan de overeengekomen koopsom € 1,9 mln bedraagt.
De overeenkomst is op 19 december 2023 getekend, de levering van het pand zal in 2024 gebeuren en heeft tot op heden nog niet plaatsgevonden. De verwachte te realiseren boekwinst betreft € 1,2 mln.
Verder hebben zich na balansdatum geen noemenswaardige gebeurtenissen voorgedaan.
Model E: Overzicht verbonden partijen
Naam | Juridische | Statutaire | Code | Eigen vermogen | Resultaat | Omzet | Verklaring | Deelname | Consolidatie |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vorm | zetel | activiteiten | 31/12/2023 | 2023 | 2023 | art. 2: | |||
EUR | EUR | EUR | 403 BW | % | % | ||||
Steunfonds Mathias Wolff | Stichting | 's-Hertogenbosch | 4 | 61.281 | -169 | 436 | Nee | 0 | 0 |
Code activiteiten: 1. Contractonderwijs, 2. Contractonderzoek, 3. Onroerende zaken, 4. Overige |
Omschrijving doelstelling
Hulp bieden aan de Stichting Regionaal Onderwijs Centrum Noordoost-Brabant door haar in staat te stellen tot het doen van uitgaven in het belang van het onderwijs, welke niet door andere middelen kunnen worden gedekt.
In de kern komt het neer op ondersteunen van studenten, die een financieel zwakke positie hebben en de betrokken onderwijskosten niet zelf kunnen dragen. Dit doel komt ook overeen met het MBO Steunfonds en de door de voormalig toezichthouder dhr. Jan 't Hart beschikbaar gestelde vacatiegelden, die als bestemmingsreserve zijn opgenomen.
Transacties met Koning Willem I College
In 2023 is een bedrag ad. € 389 overgemaakt naar het Koning Willem I College.
Dit betreft vergoeding leermiddelen van een student.
Samenstelling van bestuur en directie
Voorzitter J.C.N. van Kessel
Vicevoorzitter D.J.M. Majoor
Secretaris penningmeester P.T.W.H.M. van Summeren
KvK - nummer 41083228
Model G: Verantwoording subsidies 2023
G 1. Subsidies waarbij het eventueel niet aangewende deel van de subsidies, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.
Omschrijving | Toewijzing | De activiteiten zijn ultimo verslagjaar conform de subsidiebeschikking geheel uitgevoerd en afgerond | ||
---|---|---|---|---|
Kenmerk | Datum | Ja/Nee/Onderhanden | ||
Subsidie voor studieverlof BVE 2022 KW1C | 1278227-1 | 22/08/2022 | Ja | |
Subsidie voor studieverlof BVE 2022 KW1C | 1281725-1 | 20/10/2022 | Ja | |
Subsidie voor studieverlof BVE 2022 KW1C | 1308733-1 | 20/12/2022 | Ja | |
Studieverlof 2023 | 1349347-1 | 22/08/2023 | Ja | |
Studieverlof 2023 | 1366891-2 | 21/11/2023 | Ja | |
Regeling schoolkosten 2021-2022 KW1C | 1183856-6 | 20/09/2022 | Ja | |
Regeling schoolkosten 2022-2023 KW1C | 1284275-1 | 22/11/2022 | Ja | |
Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen 2023 | 1352052-1 | 20/09/2023 | Ja | |
NPO Subsidie Nazorg | NMBO23031 | 28/02/2023 | Onderhanden | |
NPO Subsidie Nazorg KW1C | NMBO22038 | 28/02/2022 | Ja | |
Nazorg LG | NMBO22032 | 28/02/2022 | Ja | |
Lerarenbeurs 2022 LG | 1278966-1 | 22/08/2022 | Ja | |
Zij-instroom 2022 LG | 100000177-1 | 20/05/2022 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100004227-1 | 21/2/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100004250-1 | 21/3/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100004995-1 | 20/4/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100007017-1 | 20/6/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100007037-1 | 20/7/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100007721-1 | 22/8/2023 | Ja | |
Zij-instroom 2023 | 100011251-1 | 19/12/2023 | Ja | |
Instructeursbeurs mbo 2023 | 100007748-1 | 22/08/2023 | Ja | |
Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom |
VABOK230009 | 11/12/2023 | Onderhanden | |
Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom |
VABOK230010 | 11/12/2023 | Onderhanden |
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar.
Niet van toepassing.
G2B. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, doorlopend tot in een volgend verslagjaar.
Omschrijving | Toewijzing | Bedrag van de toewijzing | Ontvangen t/m vorig verslagjaar | Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar | Saldo per 1 januari verslagjaar | Ontvangen in verslagjaar | Subsidiabele kosten in verslagjaar | Saldo per 31 december verslagjaar | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kenmerk | Datum | € | € | € | € | € | € | € | |
Subsidie regionale aanpak voortijdig schoolverlaten [contactscholen] KW1C | 1119142 | 07/10/2020 | 1.959.080 | 1.469.310 | 871.208 | 598.102 | 489.770 | 378.271 | 709.601 |
RIF- MBO Innovatie & Expertise Centrum Zorgtechnologie Noord Brabant KW1C | RIF22013 | 08/06/2022 | 729.367 | 255.278 | 71.175 | 184.103 | 145.873 | 86.633 | 243.343 |
RIF MIEC Data denken | RIF21024 | 21/10/2021 | 1.329.857 | 617.433 | 287.813 | 329.620 | 284.969 | 166.226 | 448.363 |
Totaal | 4.018.304 | 2.342.021 | 1.230.196 | 1.111.825 | 920.612 | 631.130 | 1.401.307 |
Toelichting G2 (RIF MIEC Data denken):
In het G2 overzicht van jaarrekening 2022 was bij het project "RIF MIEC Data denken" de cashbijdrage van partners (€105.500) onterecht als ontvangst meegenomen. De correctie van dit bedrag verlaagt het saldo met dit bedrag in de volgende kolommen: 1. Ontvangen t/m vorig verslagjaar. 2. Saldo per 1 januari verslagjaar. 3. Saldo per 31 december verslagjaar.
WNT-verantwoording 2023
De WNT is van toepassing op Koning Willem I College. Het voor Koning Willem I College toepasselijke bezoldigingsmaximum bedraagt in 2023 € 223.000, zijnde het bezoldigingsmaximum voor het onderwijs, klasse G, complexiteitspunten per criterium:
- Baten jaarrekening 2022: 9 complexiteitspunten
- Aantal leerlingen / studenten van het voorgaande jaar: 4 complexiteitspunten
- Gewogen aantal onderwijssoorten in het voorgaande jaar: 5 complexiteitspunten
- Totaal aantal complexiteitspunten: 18 complexiteitspunten
Model WNT
1.a Leidinggevende topfunctionarissen met dienstbetrekking
Gegevens 2023 | |||
---|---|---|---|
Bedragen x € 1 | Dhr. J.C.N. van Kessel | Mw. D.J.M. Majoor | Dhr. P van Summeren |
Functiegegevens | Voorzitter CvB | Lid CvB | Lid CvB |
Aanvang en einde functievervulling in 2023 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in FTE) | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | Ja | Ja | Ja |
Bezoldiging | |||
Beloning plus belastbare onkostenvergoeding | € 199.933 | € 199.934 | € 199.988 |
Beloningen betaalbaar op termijn | € 23.065 | € 23.065 | € 22.999 |
Subtotaal | € 222.999 | € 222.999 | € 222.987 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | € 223.000 | € 223.000 | € 223.000 |
Minus onverschuldigd betaald en nog terugontvangen bedrag | n.v.t | n.v.t | n.v.t. |
Bezoldiging | € 222.999 | € 222.999 | € 222.987 |
Het bedrag van de overschrijding | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Gegevens 2022 | |||
---|---|---|---|
Bedragen x € 1 | Dhr. J.C.N. van Kessel | Mw. D.J.M. Majoor | Dhr. P van Summeren |
Functiegegevens | Voorzitter CvB | Lid CvB | Lid CvB |
Aanvang en einde functievervulling in 2022 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 |
Omvang dienstverband (als deeltijdfactor in FTE) | 1,0 | 1,0 | 1,0 |
Dienstbetrekking? | Ja | Ja | Ja |
Bezoldiging | |||
Beloning plus belastbare onkostenvergoeding | € 181.579 | € 175.068 | € 175.314 |
Beloningen betaalbaar op termijn | € 24.421 | € 24.062 | € 23.693 |
Subtotaal | € 206.000 | € 199.130 | € 199.007 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | € 216.000 | € 216.000 | € 216.000 |
Minus onverschuldigd betaald en nog terugontvangen bedrag | n.v.t | n.v.t | n.v.t. |
Bezoldiging | € 206.000 | € 199.130 | € 199.007 |
1.c Toezichthoudende topfunctionarissen
Gegevens 2023 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bedragen x € 1 | Dhr. H.M.H. Windmüller | Dhr. J.H.L.M. Galema | Mw. M.L.G. van der Kruijs | Dhr. N. van den Boer | Mw. A. Oskamp | Mw. G.M.D. Peters - van Gorp | Mw. P. van de Broek |
Functiegegevens | Voorzitter | Lid | Lid | Lid | Lid | Lid | Lid |
Aanvang en einde functievervulling in 2023 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/9 t/m 31/12 |
Bezoldiging | |||||||
Bezoldiging | € 21.743 | € 19.895 | € 14.495 | € 14.371 | € 19.895 | € 14.495 | € 14.495 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | € 33.450 | € 22.300 | € 22.300 | € 22.300 | € 22.300 | € 22.300 | € 22.300 |
Minus onverschuldigd betaald en nog terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bezoldiging | € 21.743 | € 19.895 | € 14.495 | € 14.371 | € 19.895 | € 14.495 | € 14.495 |
Het bedrag van de overschrijding | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bedragen x € 1 | Dhr. H.M.H. Windmüller | Dhr. J.H.L.M. Galema | Mw. M.L.G. van der Kruijs | Dhr A. Hofman | Dhr. N. van den Boer | Mw. A. Oskamp | Mw. G.M.D. Peters - van Gorp | Mw. P. van de Broek |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Functiegegevens | Voorzitter | Lid | Lid | Adviseur | Lid | Lid | Lid | Lid |
Aanvang en einde functievervulling in 2023 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 1/1 t/m 31/12 | 6/9 t/m 31/12 |
Bezoldiging | ||||||||
Bezoldiging | € 16.200 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 3.600 |
Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | € 32.400 | € 21.600 | € 21.600 | € 21.600 | € 21.600 | € 21.600 | € 21.600 | € 6.955 |
Minus onverschuldigd betaald en nog terugontvangen bedrag | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bezoldiging | € 16.200 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 10.800 | € 3.600 |
Het bedrag van de overschrijding | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Toelichting op de vordering wegens onverschuldigde betaling | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |